Santiago de Compostella

"Toen hij langs het meer van Galilea liep, zag hij twee broers, Simon (die Petrus genoemd wordt) en Andreas, hun net in het water uitgooien. [...] Een eind verderop zag hij nog twee broers, Jacobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer. Met hun vader zaten ze in hun boot de netten te herstellen. Jezus riep hen. Meteen stapten ze de boot uit, lieten hun vader achter en volgden hem."
(Matteüs 4:18-22, Groot-Nieuwsvertaling)

De Jacobus van dit fragment wordt ook wel Jacobus de Meerdere genoemd (de toevoeging is nodig om hem te onderscheiden van andere Jacobussen) en hij is het die Santiago de Compostella haar naam gaf. Naar verluid heeft Jacobus na Jezus' dood gepredikt in Palestina en Spanje en is hij uiteindelijk in Jeruzalem op bevel van de koning Agrippa I gedood.
Over hoe precies de stoffelijke resten van Jacobus (Sant-Iago) in Spanje terecht zijn gekomen, doen verschillende verhalen de ronde. In elk geval wordt in de negende eeuw het graf van de apostel ontdekt op een oud Romeins grafveld dat Campus Stellae heet. Santiago de Compostella ontstaat op die plek.

Al sinds de achtste of negende eeuw trekken er pelgrims naar de stad. Er zijn drukkere en rustigere perioden, maar een belangrijke impuls vormt het Liber Sancti Jacobi (het boek van de H. Jacobus), geschreven door Aimery Picaud, een Franse monnik. Hij schrijft een vijfdelig boek over Jacobus, met in het laatste deel een gedetailleerde beschrijving van de klassieke vier pelgrimsroutes door Frankrijk. Het boek wordt wel beschouwd als 's werelds oudste reisgids en is ook bekend onder de naam Codex Calixtinus.
In de middeleeuwen werd niet alleen vrijwillig gepelgrimeerd, maar ook als boetedoening; de tocht naar Santiago de Compostella kon zowel door wereldlijke als kerkelijke gerechten worden opgelegd. Het is goed mogelijk dat daar het gebruik vandaan komt dat de pelgrim die in Santiago aankomt een certificaat ontvangt dat hij de tocht heeft volbracht; zo kon bij thuiskomst worden aangetoond dat de straf was voltooid. Overigens was het ook mogelijk tegen betaling een ander voor jou te laten wandelen.

De hedendaagse pelgrimsstroom is eigenlijk pas na de Tweede Wereldoorlog opgekomen; sinds eind jaren '80 stijgen de aantallen pelgrims fors. In 2004 werden ongeveer 180.000 pelgrimsdiploma's uitgereikt.

Het grote plan

Mijn plan om naar Santiago te gaan is al een aantal jaren oud; ik denk dat ik er voor het eerst in 2005/2006 over ben gaan denken. Ik heb het plan toen uit mijn hoofd gezet, omdat de omstandigheden (onder andere werk) toen een lange tocht niet toelieten. In 2007 veranderden de omstandigheden en kwam het plan weer op. In 2008 heb ik het Pieterpad gelopen als soort test. Ik dacht: als dit niets wordt, moet ik het uit mijn hoofd zetten en als het wel wat wordt, moet ik er maar eens serieus aan gaan werken. Het werd wat (van de Waddenzee naar de Sint-Pietersberg in 15 dagen, tentje en joekel van een rugzak mee) en ik begon serieus te plannen. Begin 2009 heb ik het besluit genomen dit jaar te gaan wandelen.

Iedere reiziger heeft zijn eigen redenen om op weg te gaan. Voor mij is belangrijk dat ik met de tocht Nederland en alles wat met het dagelijks leven te maken heeft, een tijdje achter me kan laten. Dat geeft ruimte om over dingen na te denken; over het leven in het algemeen en over het mijne in bijzonder; mijn relaties, mijn werk, mijn bestemming. Daarnaast ben ik – zoals velen van jullie zullen weten – katholiek en ik hoop tijdens de tocht ook Onze Lieve Heer tegen te komen en te ontdekken in de wereld waar ik doorheen trek. Leuke bijkomstigheid is dat Jacobus de Meerdere mijn naamheilige is; ik ben weliswaar niet door mijn ouders naar hem vernoemd (en gewoon Jaap gedoopt), maar hij is wel de Jacobus wiens feestdag (25 juli) het dichtst bij mijn verjaardag wordt gevierd. Ten slotte is er natuurlijk ook de sportieve uitdaging, want 2.300km is toch een eind weg.